PHILIPP BLOM - DE DUIZELINGWEKKENDE JAREN
Philipp Blom (1970) is historicus en schreef in 2008 The Vertigo Years, in 2014 in het Nederlands vertaald als De Duizelingwekkende Jaren. Het gaat, zoals de afbeelding laat zien over Europa in de jaren 1900-1914.
Als bijdrage aan deze site sluit het aan op de bijdrage van Auke van der Woud, Een nieuwe Wereld, over de modernisering en mobilisering van Nederland tussen 1850 en 1900.
Hieronder tonen we eerst fragmenten van de Inleiding van De Duizelingwekkende Jaren om de thematiek en benadering te verduidelijken. Daarna - als bijdrage aan de Mobilistiek- zullen delen van hoofdstuk 10 : 1909: De cultus van de snelle machine te lezen zijn. Net als bij Van der Woud is de kijk van de historicus van belang voor de hier bepleite 'brede kijk op beweeglijkheid'.
In de Inleiding van hierna wordt gesproken over een legendarische foto van Henri Lartigue. Op de uitgave van Vertigo Years is deze ook gebruikt op de omslag van het boek. Op de Nederlandse uitgave merkwaardig genoeg niet. Dit is die beroemde foto:
Philipp Blom, De Duizelingwekkende Jaren,
Inleiding p. 11-15 [ fragmenten]
Vol verwachting staan ze tussen de bomen langs de provinciale weg. Vooral mannen en jongens, de zomerse hitte trotserend. Ze turen naar de weg die zich voor hen uitstrekt, zo ver ze maar kunnen kijken. Een zacht brommend geluid wordt hoorbaar. In de verte tekent zich een auto af, een kleine stip in een stofwolk. Dichterbij komt hij, met de seconde dichterbij. Luid bulderend schiet hij op de toeschouwers af, aangedreven door een krachtige motor, een droombeeld van geconcentreerde kracht.
Een van de toeschouwers, een jongeman van achttien, houdt zijn camera in de aanslag om de plaat te schieten waarop hij heeft gewacht. Het voertuig komt dichterbij, ronkend, razend van de energie. Het is er bijna. De jonge fotograaf tuurt geconcentreerd door de lens. Hij kan de chauffeur en zijn bijrijder duidelijk onderscheiden achter de enorme motorkap, ziet het getal zes geschilderd staan op de benzinetank, voelt de schokgolf van lawaai en kracht als de machine hem voorbijraast. Op dat moment drukt hij de sluiter in. Nu, terwijl het stof om hem heen neerdaalt, kan hij alleen nog maar afwachten hoe de foto geworden is.
Wanneer hij de plaat ziet die hij op 26 juni 1912 tijdens de Franse Grand Prix heeft geschoten, is de jonge fotograaf teleurgesteld. Wagen nummer zes staat er maar half op, de achtergrond is vaag en op een merkwaardige manier uitgerekt. Hij bergt de foto weg. Zijn naam is Jacques-Henri Lartigue. Het beeld dat hij mislukt acht, zal veertig jaar later worden tentoongesteld en hem beroemd maken. Het toont precies de opwinding, de energie en de snelheid die zo belangrijk waren voor de jaren tussen de eeuwwisseling en de herfst van 1914.
Tegenwoordig wordt de periode voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vaak beschouwd als idyllisch: de tijd voor de val, de goede oude tijd, een belle époque verheerlijkt in rijk aangeklede films, een prachtige, ongerepte samenleving op het punt te worden verscheurd door krachten die haar onafwendbaar naar de ondergang zouden drijven. Na 1918 herrees, volgens deze visie, de feniks van de moderniteit uit de as van de oude wereld.
Voor de meeste mensen die rond 1900 leefden zou deze nostalgische visie met haar nadruk op soliditeit en gratie zeker verrassend zijn geweest. Hun ervaring van die periode was nog niet opgepoetst door het vergaan van de tijd. Ze was veel rauwer en kende fascinaties en angsten die dicht bij onze tijd liggen. Net als nu stonden gesprekken en krantenartikelen in het teken van snelle technologische veranderingen, nieuwe communicatiemiddelen, globalisering en ingrijpende sociale veranderingen. Net als nu drukte de consumptiemaatschappij haar stempel op de tijd. Net als nu hadden mensen het overweldigende gevoel dat ze leefden in een steeds snellere wereld, een wereld die steeds harder voortraasde met onbekende bestemming. Daarom is Lartigues foto zo'n mooi symbool van zijn tijd. Met zijn voorliefde voor snelle auto's en actie paste de jonge fotograaf precies bij een tijdperk waarin autocoureurs volkshelden waren, snelheidsrecords wekelijks sneuvelden en massaproductie -hier in de vorm van de handcamera — ieders leven veranderde.
[….]
Gevoelens van opwinding, snelheid, angst en duizeling waren terugkerende thema's tussen 1900 en 1914, jaren waarin de omvang van steden explodeerde en samenlevingen veranderden, massaproductie het dagelijks leven in haar greep kreeg, dagbladen veranderden in gigantische mediabedrijven, bioscopen tientallen miljoenen bezoekers lokten en er als gevolg van de globalisering vlees uit Nieuw-Zeeland en graan uit Canada op Britse borden belandden, waardoor het inkomen van de oude klasse van grondbezitters sterk daalde en een nieuw soort mensen opgang maakte: ingenieurs, technocraten, stadsbewoners. De moderniteit verrees niet maagdelijk uit de loopgraven bij de Somme. Al ruim voor 1914 had zij de geest en het leven van de Europeanen stevig in haar greep. De Eerste Wereldoorlog was niet de oorzaak van, maar een katalysator voor het uiteenvallen van de oude structuren en het ontstaan van nieuwe identiteiten.
Deze duizelingwekkende tijden leken in veel opzichten op onze huidige tijd, niet in het minst vanwege hun open karakter: in 1910 en zelfs in 1914 had niemand een duidelijk idee hoe de toekomst eruit zou zien, wie de macht zou hebben, welk politiek stelsel dominant zou worden, of welk soort samenleving uit de onstuimige veranderingen tevoorschijn zou komen.
[….]
Voor een groot deel wortelde die ongewisse toekomst aan het begin van de eenentwintigste eeuw in de uitvindingen, gedachten en veranderingen van die ongewoon rijke vijftien jaren tussen 1900 en 1914, een periode van buitengewone creativiteit in de kunsten en de wetenschap, van enorme veranderingen in de samenleving en in het zelfbeeld van mensen. Alles wat in de loop van de twintigste eeuw belangrijk zou worden -van de kwantumfysica tot vrouwenrechten, van abstracte kunst tot ruimtereizen, van het communisme en het fascisme tot de consumptiemaatschappij, van geïndustrialiseerde moord tot de macht van de media - had in de jaren voor 19143! diepe indruk gemaakt, zodat de rest van de eeuw deed denken aan een oefening, soms prachtig, soms weerzinwekkend, in het waarmaken en verkennen van die nieuwe mogelijkheden.
Elk hoofdstuk van De Duizelingwekkende Jaren heeft een jaartal en een thema als inhoud. Het jaar 1909 wordt in hoofdstuk 10 behandeld onder de titel: De cultus van de snelle machine (p.320- 354) . Na het in beeld brengen van deze cultus heeft Blom het over de mentale gevolgen ervan: de toegenomen zenuwachtigheid en de massaal toenemende ziekte 'neurasthenie' (zenuwzwakte). Dit onderdeel nemen we hier niet over van hoofdstuk tien.